Dit artikel vertelt hoe de geografie van de Chemin des Dames van invloed is geweest op de krijgshandelingen en hoe het kwam dat juist op deze plaats de elkaar bestrijdende partijen tegenover elkaar kwamen te liggen. Er wordt ingegaan op de specifieke bijzonderheden van het Chemin des Dames plateau als natuurlijke barrière, hoe hiervan gebruik is gemaakt en welke moeilijkheden overwonnen moesten worden, zowel tijdens de offensieven als tijdens de tussenliggende rustige periodes in de stellingenoorlog.
Het Parijs-Bassin gezien vanuit militair-geografisch oogpunt
De Chemin des Dames maakt deel uit van een reeks geologische formaties die tezamen het bassin van Parijs vormen. Men vergelijkt het bassin van Parijs wel eens met een stapel in elkaar staande, naar binnen toe steeds kleiner wordende soepborden. De randen van de borden stellen de geologische ringen of plateaus voor die in min of meer concentrische cirkels om Parijs en het stroomgebied van de Marne heen liggen. Belangrijk aspect hierbij is dat, evenals bij de randen van de borden, de concentrische ringen naar het middelpunt van de cirkel aflopen. De Chemin des Dames maakt deel uit van het Soissonnais in de ring die gevormd wordt door het Marne-plateau.
Het totale gebied van Parijs naar buiten laat een afwisseling zien van laaglanden en plateaus. Het laagland bestaat uit oude kalksteenformaties die ooit helemaal bedekt waren door lagen van jongere geologische formaties, die nu plaatselijk door erosie zijn weggesleten. Hierdoor is een laagland met restanten van plateaus ontstaan. De Fransen noemen deze plateaus “massifs”. Zo spreekt men bijvoorbeeld over het Lassigny-massif en het St.Gobain-massif.
Als we dit ongeveer cirkelvormige Parijs-Bassin nader bekijken dan zien we dat door de eeuwen heen in het midden van het plateau minder van de toplaag is weggesleten dan aan de randen. Met andere woorden, in het midden is het plateau meer intact en aaneengesloten, terwijl naar de randen toe, vooral naar het noorden, de stukken hoogland fragmentarischer worden. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat in het midden de toplaag uit hardere lagen kalksteen bestaat, en dat zachtere, gemakkelijk erodeerbare zandlagen zich dieper bevinden, terwijl aan de rand van het plateau deze zachtere lagen aan de oppervlakte komen. Deze lagen eroderen uiteraard sneller.
De zandlagen worden afgewisseld met fijnkorrelige ondoorlatende kleiformaties. De onderlaag is weer kalk. De kalksteen ondergrond loopt af naar het middelpunt van het gebied.
De kalklagen aan de top bevatten spleten en holle ruimtes waar water doorheen kan sijpelen. De zandlagen eronder spoelen gemakkelijk weg. Bij hardere, minder poreuze kalksteen is dit minder het geval, maar aan de rand worden ze continu ondermijnd. Bij voldoende ondermijning breekt de rand van de bovenlaag af. Hierdoor ontstaan scherpe, steile hellingen. Dit proces vindt plaats aan alle zijden van het cirkelvormige Parijs-Bassin plateau.
Dit heeft tot gevolg dat, over een lange periode gemeten, het plateau steeds kleiner wordt, dat aan de randen steeds meer kalk bloot komt, en dat de hellingen die van het middelpunt afgekeerd liggen steiler zijn dan de naar binnen gerichte hellingen. Dit laatste is van groot belang. De Duitse troepen die het plateau van buitenaf moesten proberen binnen te dringen naar het middelpunt toe, hadden steeds te maken met steile hellingen vóór zich.
Het oppervlak
De toplaag van het centrale plateau is niet een enkele laag van één soort kalksteen maar een opeenstapeling van meer en minder doordringbare lagen. Sommige zijn kalkachtige mergels, fijnkorrelig genoeg om doorsijpelend water tijdelijk vast te houden, andere lagen bevatten gips of zandsteen. Kalkachtige lagen hebben de overhand, en men zou het plateau als geheel een kalksteen-plateau kunnen noemen.
Dit pakket van lagen ligt niet zuiver horizontaal maar vertoont een inclinatie naar het centrum van het plateau. Deze inclinatie is van noord naar zuid meer constant dan van oost naar west. Richels die ontstaan als gevolg van het door het oppervlak breken van verschillende lagen zijn zeer duidelijk.
Vanaf het centrale plateau naar het oosten
Het gebied verder naar het oosten, de kale droge vlakte van de Champagne, behoort strikt genomen ook tot het centrale plateau, echter daar is het gehele samenstel van toplagen weggeërodeerd en is de onderliggende kalklaag aan het oppervlak gekomen. Het Chemin des Dames plateau kan niet los gezien worden van de vlakte van de Champagne. Elke aanval die tegen het plateau gericht was, ging vergezeld met operaties in de Champagne. Het ligt voor de hand dat, als een hoogte een barrière vormt, de legers een poging zullen ondernemen om er omheen te trekken. Napoleon deed het, de Duitsers en ook de geallieerden tijdens het Nivelle-offensief. Nivelle probeerde een doorgang te vinden tussen de hoogtes van de Chemin des Dames en de Monts de Champagne. Dit vlakke deel bood ook de mogelijkheid tot een operatie met tanks.
Als we een tocht maken vanaf het centrale plateau naar het oosten dan komen we eerst op deze vlakte van de droge Champagne. Dit gebied stijgt haast onmerkbaar om dan vrij plotseling af te vallen in de natte Champagne. Dit gebied is niet vochtiger omdat het lager ligt maar omdat hier lagen aan het oppervlak komen die vocht vasthouden in hun toplaag. Als we verder gaan naar het oosten dan komen we nog een aantal richels tegen die als concentrische ringen rondom Parijs liggen : Argonne, Côtes de Meuse, Côtes de Moselle, Vogezen.
Een mars vanuit het noorden of oosten naar Parijs is een mars tegen de draad van het terrein in. Of als men een vergelijking zou willen maken met golven dan betekent dit te moeten zwemmen tegen de golven in.
Elke harde steenlaag die aan het oppervlak komt zorgt voor een steile helling van Parijs afgekeerd, die resulteert in een formidabele barrière. De hoger gelegen verdedigers zijn duidelijk in het voordeel. Zelf kunnen ze manoeuvreren op de flauwe hellingen achter hun rug uit het zicht van de aanvaller, terwijl ze volledig zicht hebben op de aanvallers die ook nog blootgesteld staan aan beschietingen door de artillerie die verborgen staat in de ravijnen. De natuurlijke barrières die het plateau vormt worden nog versterkt door fortenringen zoals bij Reims en Laon.
Rivierlopen
In het noorden van Frankrijk stromen bijna alle rivieren naar Parijs. Vanuit het noorden, het oosten en het zuiden loopt een groot aantal opmerkelijke valleien die allen convergeren naar het middelpunt van het centrale plateau, naar Parijs. Vanuit welke richting een eventuele indringer ook komt, de rivierlopen wijzen de weg. Ze zijn ook te beschouwen als barsten in de korst van het plateau.
Het centrale plateau moest om die reden wel een slagveld van betekenis worden en is dat ook vaak geweest, niet alleen tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De strategische positie van het Centrale plateau van het Parijs-Bassin
We zien nu dat terwijl de algemene structuur van het centrale plateau van het Parijs-Bassin en de landschappen verder naar het oosten bestaat uit concentrische ringen van verschillende landschappen die aflopen naar het centrum en oprijzen naar het westen, het centrale plateau zelf door de opdeling door de rivierlopen, uiteenvalt in oost-west banden waarvan de lagen naar het zuiden aflopen en naar het noorden oprijzen.
Voorstelling van de concentrische ringen rondom Parijs die het gevolg zijn van de oost-west ruggen in het landschap. Het Centrale Plateau zelf wordt door de rivierlopen opgedeeld in vier horizontale banden die elk een zuidwaartse inclinatie hebben. Dit heeft belangrijke militaire consequenties. Het stelsel van concentrische ringen is te beschouwen als de natuurlijke verdediging van Parijs. Het centrale plateau, het Marne slagveld, is het hart van deze verdediging. In 1914 was de Duitse aanval er op gericht zo weinig mogelijk tijd te verdoen aan de randen van de verdediging, en zo snel mogelijk recht door te stoten naar het hart.
De topografische verschillen tussen de deelplateaus ten noorden en oosten van Parijs
We onderscheiden de volgende vier gebieden : (1) het Brie, (2) het Valois en Tardenois, (3) het Soissonais (waarvan de Chemin des Dames deel uitmaakt) en (4) het Laonnois.
1) Het Brie
De strook tussen de Seine en de Marne noemt men het Brie-plateau. Hier bestaat de toplaag uit harde, zeer ondoordringbare kalksteenformaties. Alleen hele grote rivieren zijn in staat geweest dit land te doorsnijden (figuur 3). De zachte zand en kleilagen zitten hier zeer diep ten gevolge van de zuidwaartse inclinatie van de aardlagen. Zelfs de diepste valleien raken niet zo diep zodat rivieren niet de kans kregen het plateau te ondermijnen. Hierdoor is het gehele Brie-plateau nog vrijwel ongebroken, allen doorsneden door enkele grote wijde valleien. Omdat de toplaag vrij ondoordringbaar is wordt regenwater ook door de bovenlaag vastgehouden. Hierdoor is het gebied rijk aan meertjes en moerasachtige gedeeltes. Afgewisseld met bosrijke delen maakt het de Brie-regio tot een gebied waar legers gemakkelijk in kunnen vastlopen, wat ook gebeurd is met de vluchtende troepen van Blücher en later met de Duitse troepen tijdens de eerste slag aan de Marne.
2) Het Valois-Tardenois
De Valois-Tardenois-strook laat een ander beeld zien. De strook strekt zich uit van de Marne-vallei tot aan de oost-west lopende rug van Villers-Cotterets. De toplaag die het oppervlak van het Brie vormde komt hier nog slechts in verstrooide plekken voor waardoor de volgende onderliggende lagen de topografie kunnen beïnvloeden.
In het Valois gedeelte, west van de Ourcq vallei, zijn deze lagen minder ondoordringbaar voor water dan in het Brie. Daardoor is dit plateau meer verdeeld geraakt door kleine valleien. De toplaag is ook meer poreus en ligt direct op een grote kalksteenformatie waardoor water gemakkelijk afgevoerd wordt door spleten en holtes. De kleinere valleien zijn hierdoor droog. De valleien die door de toplaag heen snijden en tot de onderliggende kalksteenformatie reiken hebben een smalle kloofachtige vorm die karakteristiek is voor kalksteenregio’s. Meren en moerassen komen hier niet voor.
Doordat de toplaag bedekt is met vruchtbaar leem is het grootste gedeelte van het gebied gecultiveerd. Alleen op enkele plaatsen komt een zandlaag aan het oppervlak wat geleid heeft tot het ontstaan van uitgestrekte bossen.
Het zandsteen vormt plaatselijk rijen van heuveltjes die van belang zijn geweest tijdens de eerste slag aan de Marne. De leem die het grootste deel van het Brie, het Valois en ook het Somme-gebied bedekt vormt een serieuze faktor bij militaire operaties wanneer ze doorweekt en verzadigd is door hevige regenval of smeltwater. Wegen worden er extreem moeilijk begaanbaar en de legers moeten door een dikke laag modder voortbewegen.
Het Tardenois verschilt van het Valois door de westelijke inclinatie van het centrale plateau. Als gevolg hiervan komt het Tardenois-plateau hoger en zijn de rivierinsnijdingen dieper dan in het Valois. Op sommige plaatsen snijden ze zelfs door de dikke kalksteenlaag heen in de zachte zand- en klei-lagen eronder. Dit leidt tot ondermijning. De harde toplaag van het Valois is niet aanwezig bij het Tardenois. In plaats daarvan bestaat het oppervlak uit zachte mergels (mengsel van kalksteen en klei) die gemakkelijker eroderen. Het Tardenois-plateau is daardoor veel meer verdeeld en versneden dan het Valois. De valleien zijn meer open en met vloeiender hellingen.
De hoogst opgetilde kant van het Tardenois vormt de hoogte van Reims met heuvel 240 als hevig omstreden punt en met de forten St.Thierry en Brimont.
3) Het Soissonais (waaronder de Chemin des Dames)
Noord van de rug van Villers-Cotterets begint het Soissonais, dat zich naar het noorden uitstrekt boven de rivier de Aisne
In het Soissonais komt de dikke kalksteenlaag ( het calcaire grossier) aan het oppervlak. De onderliggende zachte zandlaag is hier zo hoog gerezen dat de valleien er doorheen snijden tot in de onderliggende kleilaag (figuur 3). Dit betekent dat de rivieren, die gevoed worden door het water dat door de kalksteen en de zandsteen heen sijpelt maar worden tegengehouden door de klei, alle gelegenheid hebben om de zachte zandsteen weg te spoelen en de kalksteenlaag te ondermijnen. Dientengevolge is het Soissonais-plateau veel meer gefragmenteerd dan de vorige besproken regio’s, vooral het noordelijke gedeelte.
et resterende hoogland bestaat uit afgeplatte landstroken tussen de rivierlopen, waarvan de contouren een onregelmatige vorm hebben en grillige landtongen en schiereilanden vormen. Er worden wel eens vergelijkingen gemaakt met de Noorse fjorden die diep het land in snijden.
Het meest oostelijke deel van het Soissonais, de strook land tussen de parallel lopende rivieren de Aisne en de Ailette, is bekend als de Chemin des Dames. Dit gedeelte is nog verder ingesneden dan de rest van het Soissonais. Het is nog net een aaneengesloten hoogland, en vormt de schakel tussen de bredere strook van het Tardenois en het geheel opgedeelde noordelijker gelegen Laonnois.
Als gevolg van de zuidelijke inclinatie die we overal zien zijn de noordelijke hellingen steiler dan de zuidelijke. Dit is een van de voornaamste geografische eigenschappen met consequenties voor militaire operaties.
4) Het Laonnois
Het Laonnois is een stap verder in de erosie van het Centrale plateau. De onderliggende formaties komen zo hoog dat de riviertjes door de kleilaag heen snijden tot in de kalksteenlaag eronder. De valleien zijn breder. Er is geen sprake meer van een aaneengesloten plateau. Het hoogland is verbrokkeld en verdeeld in kleinere zelfstandige stukken die min of meer geïsoleerde heuvels vormen. Op één van deze vrijstaande bulten is de stad Laon gebouwd. De stad is gebouwd met stenen die in de onderlagen van de heuvel gewonnen zijn.
De stad Laon is gebouwd op een enkel plateaurestant. De stenen voor de bouw van de stad zijn afkomstig uit de kalksteenlagen onder de stad.
Tot de grotere heuvels van dat type behoren de massieven van St.Gobain, Noyon en Lassigny begroeid met uitgestrekte bossen, alle ten westen van Laon. Voor de militaire situatie aan de Chemin des Dames is vooral het plateau van Bove, of Bove-Rücken, aan de oostkant van belang. Na de Duitse terugtrekking achter de Ailette oktober 1917 werd dit hun belangrijkste verdediging. De dalen en valleien in dit gebied zijn breed, vochtig soms zelfs moerassig, wat stellingbouw bijzonder problematisch maakte.
Samenvattend kunnen we zeggen dat het Centrale Plateau aan de oostkant een aantal verschillende topografische oost-west banden te zien geeft. Deze banden laten een opeenvolging zien in stadia van erosie. In het zuiden is er het weinig geërodeerde en dientengevolge weinig opgedeelde Brie. Daarboven zien we een middelmatig opgedeeld Valois-Tardenois in het centrum, vervolgens het sterk opgedeelde Soissonais verder noord en uiteindelijk het geheel gefragmenteerde Laonnois in het uiterste noorden. De plateaus vertonen een zekere tilt aan hun noordkant waardoor ze aan het landschap een richting geven.
Vanuit militair standpunt gezien wordt het terrein naar het noorden toe steeds moeilijker. Een leger dat in staat is in het zuiden een vijand te verslaan (geallieerden aan de Marne) kan verder naar het noorden voor een onmogelijke taak komen te staan (geallieerden aan de Chemin des Dames). Daar tegenover staat dat een aanval naar het zuiden gericht zichzelf voorbij kan gaan in de gunstigere condities die zich vóór hem bevinden (Duitsers bij de tweede slag aan de Marne)
> naar de volgende pagina voor een beschrijving van het Chemin des Dames plateau