De waterwerken van Manre en andere Duitse bouwactiviteiten

Duits verblijf achter de frontsector Perthes les Hurlus – Le Mesnil in de Champagne

De Champagne was vast niet als verblijfsgebied uitgekozen als vooraf het vermoeden zou hebben bestaan dat zich hier een stellingenoorlog voor langere tijd zou ontwikkelen want er waren van nature erg weinig voorzieningen beschikbaar. Voor de Duitse troepen kwamen achter het divisiefront van Perthes en Le Mesnil alleen de plaatsjes Tahure en Manre als verblijfplaats in aanmerking. Tahure was echter al vrij snel veranderd in een puinhoop en Manre lag eigenlijk te ver van het front af en diende daarom vooral als onderkomen voor divisie- en brigadestaf. De strijdende troepen waren er zodoende op aangewezen hun eigen onderkomens te bouwen. Het gebrek aan onderdak was niet de enige tekortkoming van deze sector.

De schaarse aanvoerwegen naar het front waren de weg van Sommepy naar Tahure en de weg van Manre naar Tahure, waarvan de eerstgenoemde al snel overbelast raakte omdat alle munitie, proviand en zelfs water voor een hele divisie via deze weg getransporteerd moest worden. Bovendien was intussen een regenperiode aangebroken die de wegen veranderde in modderstromen.

Dat Sommepy het knooppunt voor de sector werd, kwam vooral door het feit dat zich hier het enige bruikbare spoorwegstation van de omgeving bevond. Alle goederen voor dit deel van het Champagnefront kwamen bij Sommepy het gebied binnen. Het was dringend noodzakelijk dat nog een tweede of zelfs een derde station aangelegd zou worden. Maar half december brak het eerste grote Franse offensief in de Champagne los en viel aan bouwactiviteiten niet te denken omdat elke man aan het front nodig was.

De uitbouw van de sector begon pas begin 1915 op gang te komen met de komst van de 16e Infanteriedivisie. Een speciaal bouwcommando van Landwehr-Pioniere werd in het leven geroepen voor verbetering van wegen en onderkomens. Vanaf station Sommepy werd in februari een smalspoorlijn aangelegd naar Tahure, die vooral zijn waarde bewees toen de wegen door het aanhoudende regenweer niet meer berijdbaar waren. Vrijwel de hele bevoorrading van het front bij Tahure verliep over deze lijn. Het station van Sommepy, dat nu niet alleen de 15e en 16e Infanteriedivisie maar ook de ter versterking gearriveerde 19e Reservedivisie moest bedienen, raakte overbelast. Daarbij kwam nog dat Sommepy in de periode van de winterslag dagelijks werd beschoten. Daarom was uitbouw van het station van Manre dringend gewenst. In de maanden februari en maart werkte Eisenbahn-Baukompagnie 10 hieraan.
Een meer serieuze aanpak van de sector kon pas na de Champagne-Winterslag ter hand genomen worden. In april 1915 was de 50e Infanteriedivisie hier aangekomen en toen begon een grote reeks werkzaamheden die het verblijf en transport van het front tussen Sommepy en Manre zouden verbeteren.

Werkzaamheden werden gepland en uitgevoerd met in het achterhoofd een toekomstige tweede winterslag. De uit te voeren werken werden door de altijd gestructureerd werkende Duitsers ingedeeld in vier categorieën:
A. Aanleg van barakkenkampen zoals de Lagers Neu-Köln, Neu-Düsseldorf en Neu-Paderborn.
B. Verkeerswegen (spoorlijnen en wegen)
C. Waterwerken (aanleg van bronnen, waterleidingen, badhuizen en zwembaden)
D. Werken tot algemeen welzijn, zoals winkeltjes, kantines, bioscopen en een mineraalwaterfabriek

Neu-Köln (of klik op de afbeelding)

 

 

 

Neu-Paderborn (of klik op de afbeelding)

 

 

Water

Water was een constante zorg voor de hele Champagne. Vroeg in de oorlog was al gebleken dat water in de hele omgeving pas op minimaal 20 meter diepte te vinden was. Door de sterke aanspraak die hierop gemaakt werd daalde de waterspiegel voortdurend waardoor steeds dieper gezocht moest worden. Bij grote hitte en droogte steeg het waterverbruik en was er grotere behoefte aan badgelegenheden. Reeds halverwege de maand april voorzag men deze situatie en werd een speciaal bronnenbouwcommando samengesteld uit mannen van 1.Ldw.Pi.K.7.A.K. om deze problemen het hoofd te bieden. In de divisiesector waren twee bronnengebieden beschikbaar. Bij Tahure en bij Manre en de aansluitende dalen, waarvan de waterbronnen in Tahure niet ten volle benut konden worden door de voortdurende beschieting door de Franse artillerie.

Wateraanvoer met behulp van vaten

Handbediende pomp op een geslagen bron

Bij enkele bronnen die voldoende water leverden werden tevens zwembaden aangelegd. Dit was het geval bij de in het bronnengebied bij Manre gelegen Selasprudel en de Engelbrechten-Quelle. Bij de eerste spoorwegonderdoorgang ten westen van Manre bevond zich de Kaiserquelle die uitgerust was met een hooggeplaatste pomp die gebruikt werd voor het vullen van mobiele veldkeukens.

Zwembad in Lager Neu-Köln. Uiterst links bedient iemand het handwiel van de installatie waarmee het water in het bad wordt gepompt

Pompinstallatie bij Lager Neu-Essen net even ten westen van Manre. Nog juist zichtbaar rechts op de foto is een wegrijdende waterwagen.

> Klik hier voor een bouwtekening van de pompinstallatie

 

Manre

Eén van de belangrijkste verbeteringen was de al zo lang gewenste verdere uitbouw van het station van Manre, waar tegelijkertijd aansluitende smalspoorlijnen verschenen. Omdat in het dorp de beschikbare ruimte zeer beperkt was, werd een onderscheid aangebracht in de aard van de aangevoerde goederen en verdeeld over meerdere perrons. Levensmiddelen en Pionierbouwmaterialen werden overgeladen op station Manre-West. Hier bevond zich ook een voorraadloods met een 120 meter lang perron, de opslag van Pioniermateriaal en een loods met goederen voor de Etappe. Op station Manre-Oost kwamen munitie en bouwmaterialen aan. De munitie werd opgeslagen in het daarvoor gebouwde munitiedepot, of direct overgeladen op smalspoor voor verder transport. In omgekeerde richting kwamen gewonden met deze smalspoorlijn naar het Feldlazarett in Manre. De tijd die een dergelijk transport vanuit de stelling naar het Lazarett in beslag nam werd zo verkort tot anderhalf uur. Voor het transport van de gewonden waren vier wagons aangepast met een speciale verende constructie.

Plattegrond van de stations oost en west en de aangrenzende werken in Manre

De wegen in en om Manre werden door Straßenbaukompagnien 31 en 50 onder handen genomen. De weg van Manre naar Aure werd voorzien van een volledig nieuwe deklaag. Verder werd gewerkt aan de wegen naar de stations oost en west, naar de proviandschuren en materiaaldepots, voor het slot, de weg naar de westelijke uitgang van Manre, de weg naar de spooronderdoorgang ten westen van Manre en de weg naar het zwembad.

In Manre zelf werd naast de spoorlijn een bron met pompinstallatie aangelegd. Door middel van een benzinemotor van 6 pk en een zuigerpomp werd het bronwater met een leiding onder de rails van de spoorbaan doorgepompt naar een betonnen waterreservoir, die op een circa tien meter hoger gelegen terrein was ingegraven. Voorafgaand aan de ingebruikname van deze motoraangedreven pomp had men zich moeten behelpen met een handbediende zwengelpomp. Deze handpomp bleef als reserve beschikbaar zodat hierop in noodgevallen kon worden teruggegrepen.

Bron naast de spoorlijn in Manre. Waterleidingen naar de mineraalwaterfabriek, het hooggelegen waterreservoir en het officierscasino

Doorsnede over de spoordam. Links het hoger gelegen reservoir. Langs de spoorlijn de vulinstallatie voor waterwagens naar Lager Neu-Paderborn

Mineraalwaterfabriek in Manre

Vanaf het hooggelegen reservoir vertrokken drie leidingen: de eerste naar een naast de pompinstallatie gebouwde mineraalwaterfabriek, de tweede naar de officierseetzaal “Haus Erholung”, aan de andere kant van de weg en de derde diende voor het vullen van waterwagens op het aangrenzende smalspoor.

De waterwagens waren bestemd voor Lager Neu-Paderborn. Dit Lager, dat ten zuiden van Manre werd aangelegd bij de Pavillon-hoogte, kon niet langer in zijn eigen watervoorziening voorzien omdat een eerder gemaakte bron uitgeput raakte. Per smalspoor werden nu waterwagens naar het Lager gereden, waar ze geleegd werden in een betonnen reservoir, waarna het water via een wijdvertakt netwerk van leidingen over het Lager werd verdeeld.

Selabad

Aan de door Manre stromende Tannerie-beek werden drie openlucht badgelegenheden aangelegd. Het verst stroomopwaarts lag de Offiziers-Badeanstalt Selabad. Door afdamming van de beek kon het water van het bad lang in het bassin gehouden worden om het door de zon te laten opwarmen. Kleedruimtes, strandstoelen en een zonneweide completeerden het met veel zorg aangelegde emplacement.

Badeanstalt Selasprudel in de Engelbrechten-Grund. Fraai aangelegd zwembad ten westen van Manre bij één van de bronnen van de Tannerie-beek. Rechts de drie markante rieten strandstoelen.

Selasprudel gezien vanuit een andere hoek

Tweehonderd meter verder stroomafwaarts, ongeveer twee kilometer ten westen van Manre, bevond zich het Mannschaftsbad, waarin ruim vijftig mannen tegelijkertijd konden baden. Bij dit zwembad was een waterput met pompinstallatie aangelegd die geen brandstofmotor nodig had omdat hij werd aangedreven met het opgestuwde water van het zwembad. Een molenrad werd van onder af in beweging gebracht door het langsstromende water. De as van het rad zette in totaal vier pompen in werking, twee zuigerpompen en twee membraanpompen, die het water uit de put naar een hoogte van circa 3,5 meter pompten voor het vullen van veldkeukens. Deze installatie leverde zestig liter water per minuut.

Bij de watermolen in Manre waar de Tanneriebeek samenkomt met de Allinbeek, werd het water tot een hoogte van 2,8 meter opgestuwd. De val van het water veroorzaakte bij de doorgang door een turbine ongeveer 10 pk, die met twee dynamo’s zorgde voor de opwekking van elektrisch licht voor het dorp. Op zeer doelmatige wijze werd de plek achter het waterdoorlaatpunt tot een zwembad ingericht. Het golfbad bij de doorlaat en de ingebouwde douche heeft de troepen menig aangenaam uurtje gebracht.
Om in het waterbassin een hogere waterstand te krijgen werd stroomafwaarts een dam gebouwd. ‘s Avonds liet men het water echter weer weglopen om de turbine door het grotere verval op het gewenste toerental te kunnen brengen. In de onderverdieping van de watermolen was een warmwater- en ontluizingsinrichting gerealiseerd. Behalve deze grotere bronnen werden enkele kleinere putten geboord. Onder andere Feldlazarett 4 in Manre had zijn eigen bron met een kleine zuigpomp.

Hetzelfde Wellenbad in de winter


Wellenbad tekening

Plattegrond van het Wellenbad naast de watermolen

Andere voorzieningen in Manre

De verkoop van kranten werd door de staf van het VIII.Reservekorps aangemoedigd. Door de divisie werd het initiatief overgenomen en vanaf 1 juli begon de verkoop van kranten in een kiosk aan het belangrijkste verkeerskruispunt in Manre. Andere krantenverkooppunten bevonden zich in de Lagers rondom Manre.
In het midden van het dorp, tussen station en kasteel gelegen, ontstond de Kaiser-Wilhelms-Platz, als een centraal verzamelpunt voor de divisie. Aan de noordkant van het plein werd een bioscoop gebouwd en de hoofdingang van het plein werd door een poort versierd.
Aan de rand van het dorp verschenen achtereenvolgens:
De divisiemarketenderij, waar behalve etenswaren en drank ook kleding, schoenen en linnengoed gekocht konden worden. Ertegenover gelegen was de apotheek waar de soldaten zelf hun apothekers- en drogisterijartikelen konden kopen. Een manschappen- en onderofficierskantine, met woonhuis voor de uitbater, opende op 23 juli zijn deuren.

> Klik hier voor meer afbeeldingen van het dorp Manre en stationsbouwwerken

“Haus Erholung”, de officierseetzaal
Het meest in het oog springend door zijn architectuur, vormgeving en decoratie was waarschijnlijk wel de officierseetzaal “Haus Erholung”. Het gebouw had een regelmatige achthoek als grondplan. De eetzaal was omgeven door drie veranda’s. De hoofdingang was bijzonder rijk gedecoreerd en beschilderd, evenals de binnenzijde van de buitenmuren. De eetzaal was met wit katoen gestoffeerd en de randen door enkelvoudige zwarte lijnen geaccentueerd. De ramen, deuren en de toog daarentegen waren donkerrood gemaakt. De elektrische verlichting was met groene zijde behangen. Aan beide zijden van de eetzaal waren nissen waarin met rode stof beklede banken waren ingebouwd die de huiselijkheid van de ruimte verhoogden. De doorgang naar de naast de eetzaal gelegen leeszaal werd door een doeltreffende korfboog overbrugd. Een ruime keuken met koelruimte en een kantoor completeerden de ruimtes op de begane grond. Op de bovenverdieping waren acht kamers gemaakt waarvan er twee bestemd waren voor overnachting van doorreizende officieren. De overige kamers dienden als woning voor keukenpersoneel en ordonnans, en voor de opslag van voorraden. Als enige gebouw in Manre was het aangesloten op de waterleiding van de bron naast de spoorlijn. Aan de zuidzijde van het gebouw zijn nog meer voorraadruimtes en een koelruimte gebouwd. Na een bouwtijd van acht weken werd het casino op 2 augustus, precies een jaar na de mobilisatie, geopend.

Officierscasino “Haus Erholung”

Officierscasino “Haus Erholung” in volle glorie

Nog een beeld van Haus Erholung

Het rijk gedecoreerde interieur

De eetzaal

De noordelijk van het officierscasino gebouwde mineraalwaterfabriek werd door hetzelfde waterreservoir gevoed als het casino. De benzinemotor voor de pomp was zo ingebouwd dat er tegelijkertijd een machine voor het vullen van flessen mee aangedreven kon worden. Ook deze inrichting werd op 2 augustus in gebruik genomen. Ten zuiden van de spoorlijn, met aansluiting op het smalspoor, groef men in het hoger gelegen terrein een ruime ijskelder. Langs de spoorlijn verschenen tevens nog materiaaldepots, verzamelplaatsen voor wapens en uitrustingstukken en een depot voor de posterijen.

Het doek valt voor Manre

Dit bleef er over van het officierscasino, na de eerste dag van het offersief

In september 1915 begon het tweede grote Franse offensief in de Champagne. Veel van de genoemde bouwwerken in Manre overleefden de bombardementen niet. Een goot deel van de stellingen ten zuiden van Manre, met stukken smalspoor, bronnen en watervoorzieningen, met name in de Goutteschlucht, werden door de Fransen veroverd en de frontlijn schoof een stuk naar het noorden op. Het officierscasino in Manre heeft krap twee maanden dienst gedaan voor het op de eerste dag van het offensief door granaatinslagen werd vernield. De spoorlijn door Manre in de richting van Sommepy werd door het offensief en de resulterende Franse terreinwinst onbruikbaar voor de toekomst. Manre zelf bleef wel in Duitse hand maar kon door de nabijheid van het nieuwe front niet meer de functie van etappeplaats vervullen zoals voorheen.

Toen en Nu. Wat valt er nu nog te zien in Manre

Van de vele Duitse bouwactiviteiten in Manre is weinig overgebleven, maar toch zijn er enkele verrassende kleinere objecten te zien. De spoorlijn, die nog tot in de tachtiger jaren van de vorige eeuw in bedrijf is gebleven, is nu geheel verdwenen. Maar de spoordam waar het spoor overheen liep is nog zeer goed te volgen. Vanaf de westkant van het dorp is het mogelijk de dam te blijven volgen, lopend of met de fiets, helemaal naar Sommepy, of nog verder. In het dorp zelf is de dam overgroeid met bomen en struikgewas, aan de oostkant van het dorp eveneens, maar hier zijn tussen de stuiken nog betonnen banden van de perrons en betonnen hekjes te vinden, die echter dateren van de laatste fase waarin het spoor nog in bedrijf was. Het 120 meter lange laadplatform aan de westkant is hoogstens als dijklichaam te herkennen. De opslagloodsen waren van hout en zijn dus zonder spoor na te laten verdwenen.

Interessanter zijn de restanten van de bron en de waterleiding naast het spoor. Op de plaats waar de pomp boven de bron stond opgesteld is een betonnen fundering en in de onmiddellijke nabijheid steken nog stukken van de waterleidingbuis uit de grond omhoog. Het ligt zo maar verloren op een stukje onbebouwd groen binnen de bebouwde kom, omgeven door enkele afgedankte landbouwwerktuigen, en waarschijnlijk zijn er weinig inwoners van Manre die weten waarvoor het ooit gediend heeft. Op hetzelfde grasveldje stond de mineraalwaterfabriek, die net als de meeste andere gebouwen opgetrokken was uit hout en dus geen spoor heeft achtergelaten.
Nog aardiger is het betonnen waterreservoir, de zgn.”Hochbehälter”, op het hoger gelegen terrein aan de zuidkant van de spoorlijn. Hemelsbreed is het maar enkele tientallen meters bij de bron vandaan, maar om er te komen moet om de sterk begroeide steile helling heen naar boven gelopen worden, hetzij linksom, hetzij rechtsom. We zien dan na enig zoeken tussen het struikgewas een kleine betonnen ruimte, geheel onder maaiveld en afgedekt met panelen. Het is een ruimte van slechts 1,5 bij 1,5 bij 1 meter, die nu door de eigenaar van het terrein benut wordt voor het bewaren van reservedakpannen voor zijn huis. Links naast de oprit van dit woonhuis is een sleuf in het landschap te herkennen. Dit moet eens de toegang tot de ijskelder geweest zijn. Nog een honderdtal meters verder buiten het dorp langs dezelfde weg staat een kruisbeeld met een aantal traptreden ervoor. Hier was eens de toegang tot een begraafplaats. De huizenrij aan de overkant van de weg is gebouwd op de plaats waar tijdens de oorlog het munitiedepot was.

Locatie van bron, spoorlijn en waterreservoir
Het betonnen fundament van de bron met pompEen stuk waterleidingbuis steekt uit de grond
Het waterreservoir, de zgn. HochbehälterHet reservoir van binnen
Hier was het Wellenbad, naast de watermolen van ManreHet niet meer functionerende schoepenrad van de voormalige watermolen
Vergelijkende opnamen toen en nuDe zelfde situatie als links uit ongeveer het zelfde standpunt

Van de Kaiser-Wilhelm-Platz met het Officierscasino is niets meer te zien. Evenmin de toegangspoort of de andere (houten) gebouwen centraal in het dorp. Maar nog wel in volle glorie te aanschouwen is de watermolen aan de noordoostkant van het dorp. Hoewel niet meer in gebruik als watermolen want het schoepenrad zit vast en de as is aan de binnenkant afgezaagd. Het dient nog uitsluitend een esthetisch doel. Zelfs de schoepen zelf zijn nep. De originele exemplaren hadden een sierlijke s-vormige doorsnede terwijl ze in de huidige versie gewoon recht zijn. Overigens is alles van het gebouw boven de onderste verdieping nieuw opgetrokken. De scheiding tussen oude onderverdieping en nieuwe baksteen bovenbouw is goed te herkennen. In de onderverdieping waren de dynamo’s voor de stroomvoorziening, de warmwater- en de ontluizingsinrichting gesitueerd.

Om een voorstelling te krijgen van het zwembad naast het schoepenrad is wat fantasie nodig, maar met de oude foto en tekeningen in de hand is dit wel mogelijk. Ook de inrichting van het terrein met de kleedhokjes is nu iets anders.
Aan de andere kant van het molengebouw, ten zuiden er van, waren de gebouwen van Feldlazarett 4 gesitueerd. Er zijn nu geen gebouwen meer maar er ligt een enorm grondlichaam waardoor het terrein plaatselijk een paar meter hoger ligt dan zijn omgeving. Hier is volgens de huidige eigenaar van de molen het materiaal gestort dat vrijkwam bij het afgraven van de tunnel in de spoorlijn tussen Manre en Sommepy.
Als we inventariseren wat er over is van alle Duitse bouwactiviteiten in en om Manre, dan moeten we concluderen dat de restanten zeer bescheiden zijn. Maar het terrein en de bebouwing bij Manre zijn niet veel veranderd en met de nodige achtergrondinformatie kan ter plaatse toch een goed beeld gekregen worden van de situatie van destijds, in de korte periode waarin het gefunctioneerd heeft. Het geeft voldoening om ook aan de kleinste stukjes beton een betekenis te kunnen toekennen.

Aris de Bruijn, mei 2009

Bookmark the permalink.

Comments are closed.