Minenwerfergefecht bei Balschweiler, 12-13 Februar 1916

> to Feldpost Hans Hohmeister

Achtergronden bij de Feldpost van Hans Hohmeister (Minenwerfer-Kompagnie 307)
Brief van 17 februari 1916 waarin gesproken wordt over een mijnenwerperbeschieting op 12 en 13 februari.

In zijn eerste twee brieven (mei en juni 1915) geeft Hans Hohmeister in de adressering de leichte Minenwerfer-Abteilung 208 als eenheid. De derde brief (februari 1916) heeft als eenheid Minenwerferkompagnie 307.
Minenwerferkompagnie 307 werd in oktober 1915 samengesteld door samenvoeging van een aantal kleinere mijnenwerpereenheden, namelijk schwere Minenwerfer-Abteilung 16, mittlere Minenwerfer-Abteilung 150, leichte Minenwerfer-Abteilung 249 en leichte Minenwerfer-Abteilung 208. Dit verklaart de verschillende adresseringen. Hohmeister veranderde dus niet van eenheid, maar de eenheid veranderde van naam en samenstelling.

Zijn compagnie was toegewezen aan de 7e Landwehrdivisie en eind 1915 verdeeld over een breed front dat zich uitstrekte van de weg Sennheim-Thann tot aan het Rhein-Rhone-kanaal. De beschieting waar in de derde brief sprake van is vond plaats op 12 en 13 februari 1916. Er was een rustige periode aan vooraf gegaan, met incidentele schotenwisselingen en zonder veel doden of gewonden. Er was gewerkt aan de uitbouw van de stellingen die voor een deel nog uit open opstellingen bestonden. De beschieting van 12 en 13 februari was gericht tegen de Franse stellingen tussen Ammerzwiller (Ammerzweiler) en Balschwiller (Balschweiler), waarop in totaal 105 zware, 279 middelzware en 1165 lichte mijnen verschoten werden. De Duitse gevechtsberichten en de troepengeschiedenis geven niet veel inlichtingen over de uitwerking van de beschieting. Uit de brief van Hans Hohmeister leren we dat in ieder geval een aantal vooruitgeschoven Franse betonwerken vernield werden. De lichte mijnenwerpers, waar Hohmeister bij zat, schoten vanaf twee posities, die op het kaartje op deze pagina met een blauw vierkantje zijn aangegeven. Bij een van deze twee heeft hij dus als waarnemer de beschieting gadegeslagen.

Het Vorwerk Sautter in de stelling bij Ammerzweiler. Te zien is een katrol die duidt op ondergrondse activiteiten.(LIR 123)

Voorste linie in de Duitse stelling tussen Ammerzweiler en Balschweiler. Over de loopgraaf ligt een door een Franse mijn gevelde boom. (LIR 123)

Afleiding voor de aanval op Verdun

De beschieting van 12 en 13 februari was niet alleen ingegeven door een lokaal belang, maar maakte deel uit van een grote afleidingsmanoeuvre. Voor 12 februari stond aanvankelijk het begin van de aanval op Verdun gepland. Op andere frontdelen werden alle mogelijke manieren aangewend om deze aanval te versluieren en aanvallen op andere plaatsen voor te wenden. In deze sector van de Vogezen verplaatsten elke dag troepen zich in de richting van Mulhouse, die dan ‘s nachts ongezien weer terugkeerden op hun vertrekpunt om de volgende dag opnieuw dezelfde verplaatsing uit te voeren. Troepen bivakkeerden buiten en zorgden opzettelijk voor rookontwikkeling; elke dag werden wagensporen getrokken door het dunne laagje verse sneeuw. Alles om de aandacht van de Fransen te trekken. Het was volgens de troepengeschiedenissen nog nooit zo druk geweest op dit front. De mijnenwerperbeschieting moet gezien worden in het licht van deze afleidingmanoeuvres. Toen begon waarschijnlijk ook de Postsperre waar in de brief van Hohmeister sprake van is. De reden hiervoor was dus niet alleen de beschieting van de Franse bouwwerken voor het front, maar diende een groter doel. De soldaten in de loopgraven konden daar geen weet van hebben want die zagen alleen hun eigen stukje front. De slag bij Verdun moest vanwege de slechte weersomstandigheden worden uitgesteld en begon uiteindelijk pas op 21 februari. Opmerkelijk is daarom dat de Postsperre op 17 februari, de datum van de brief van Hohmeister, blijkbaar al weer was opgeheven. Werd het begin van de aanval op Verdun niet gecommuniceerd naar de andere legers? De beschieting van 12 en 13 februari kan ook gezien worden als voorbereiding of misschien generale repetitie voor de aanval op het Schoenholz, op 22 februari. Weliswaar aan de andere kant van het Rijn-Rhone kanaal maar wel in dezelfde divisiesector.

Wat dachten de Fransen

We kunnen de Franse gevechtsberichten van 12 en 13 februari nagaan om te weten te komen hoe de Fransen de beschieting ondergaan hebben. Iets verschoven tegenover de Duitse 6e Landwehrdivisie lag de Franse 157e Divisie, aan weerskanten van het Rijn-Rhone kanaal. Op 5 en 6 februari was er nog sprake van een zwakke activiteit van de Duitse artillerie. Over het gehele divisiefront verdeeld vielen er gemiddeld 70 Duitse granaten per dag en de Fransen schoten er op hun beurt iets meer terug, ongeveer 90. Er zijn geen verliezen te melden en er was geen noemenswaardige schade. De daaropvolgende dagen neemt de activiteit geleidelijk toe, tot aan de climax op 12 en 13 februari.

In de frontsector A1, waarin de ouvrages a1, a2, a3, a4 en a5 liggen, worden op 7 februari een twintigtal granaten geschoten op ouvrages a4 en a5. De volgende dag zijn het dertig granaten van 77 mm die vallen tussen de uitgang van Balschwilller en de loopgraven achter ouvrages a1 en a2. Later op de dag wordt de saillant van ouvrage a3 beschoten met eveneens dertig granaten van 77 mm. Hierbij stort een loopgraaf op meerdere plaatsen in. In frontsector A2 wordt het ouvrage Vaffier beschoten door mijnenwerpers. De schade is hier minimaal.

Het ouvrage Vaffier was een met zandzakken en betonwerk uitgebouwde mijnkrater tegenover Ammerzwiller, op een plaats waar Duitse en Franse loopgraven zeer dicht bij elkaar komen. De krater was ontstaan na een Duitse mijnexplosie op 11 juli 1915 en vervolgens door de Fransen bezet en vernoemd naar kapitein Eugène Vaffier die later op de dag bij de Duitse aanval om het leven kwam. Meer hier over is te vinden in het JMO van het  235e Regiment d’Infanterie.
Links naar de sectie cartografie naar een luchtfoto en enkele kaarten waarop de krater te zien is:
> luchtfoto (LIR 121)
> kaart 1 (LIR 123)
> kaart 2 (LIR 123)

Negen februari wordt het hele brigadefront de gehele dag beschoten door Duitse artillerie. In de vroege ochtend vallen 40 granaten van de kalibers 77, 105 en 150 op a3 en het dorp Balschwiller. Na een uur wordt het vuur verlegd naar a4 en tegen het middaguur naar a1. Tot aan het vallen van de nacht blijft het artillerievuur aanhouden.
Een dag later, op 10 februari, worden 800 granaten geteld van 77, 105 en 150 mm binnen de sector A1. Doelen zijn de torentjes in het noorden en oosten van Balschwiller, mitrailleuremplacementen, de dorpen Balschwiller en Buethwiller. De schade is aanzienlijk. De betonnen koepel van a3 en de mitrailleurbunker van deze saillant worden vernield evenals de telefoonpost. Loopgraven raken op vele plaatsen geblokkeerd. In sector A2 wordt het ouvrage Vaffier weer onder vuur genomen.

11 februari. Een krachtig bombardement door de Duitse artillerie. 150 granaten van alle kalibers vallen op en tussen de dorpen Balschwiller en Überkümen. Het ouvrage a4 ontvangt 20 granaten van 77 en 105 mm en de ouvrages a1 en a2 elk 30 granaten van 77 en 88 mm. In de loop van de middag verplaatst het vuur zich meer naar achteren. Schade: de betonnen koepel van a4 is gedeeltelijk vernield. Een geschutsopstelling in a4 wordt eveneens vernield en een bomvrij onderkomen bedolven. De resultaten van de beschietingen maken de Fransen duidelijk dat de Duitsers zeer goed op de hoogte zijn van de posities van de Franse werken. Alle mitrailleurposities in de eerste en de tweede linie blijken bekend te zijn bij de Duitsers.

In de nacht van 11 op 12 februari worden twee Duitse patrouilles van 15 à 20 man gesignaleerd bij de draadversperring van ouvrage a4, waarschijnlijk om iets van de uitwerking van hun beschietingen te vernemen. Ze worden tijdig ontdekt en teruggeworpen met geweervuur en handgranaten

12 februari

De morgen verloopt vrij kalm. Vanaf 14.00 uur begint een hevig bombardement door de Duitse artillerie, met alle kalibers. De hele zone, met in het bijzonder de ouvrages a2, a3 en a4 worden onder vuur genomen. Ouvrage a4 krijgt die middag meer dan 250 granaten te verwerken. Veel granaten vallen ook op de noordelijke en oostelijke uitgangen van het dorp Balschwiller. De Duitse mijnenwerpers die gesitueerd zijn in de loopgraven ten zuiden van een fortin in het stellingen nemen het ouvrage a3 onder vuur. Tegen 16.00 uur meent men bij ouvrage a2 te herkennen dat de Duitsers het vooral gemunt hebben op de draadhindernissen. Dit zou duiden op een op handen zijnde infanterieaanval, maar die komt er niet. We weten uit de Duitse bronnen dat dit ook helemaal niet de bedoeling was. De vernielingen op deze dag zijn groot. Gevechtsloopgraven en verbindingsloopgraven zijn op veel plaatsen ingestort.
Iets noordelijker, in sector A2, is de beschieting gericht tegen de kraters van het ouvrage Vaffier. ‘s Morgens blijft de beschieting beperkt tot twee series van twintig mijnen, maar tussen vijf en zes uur ‘s middags vallen er in een uur tijd meer dan 300 projectielen. De vernielingen zijn ook hier erg groot. Loopgraven ingestort, naderingswegen worden onbegaanbaar, een loopgraafschijnwerper raakt bedolven en de telefoonverbinding met ouvrage Vaffier raakt verbroken. Aan het einde van de dag telt men 11 doden en 79 gewonden.

13 februari

In de nacht van 12 op 13 februari schiet de Duitse artillerie enkele schoten op a2 en Balschwiller. Vanaf 7 uur ‘s morgens begint opnieuw een hevige beschieting van de hele sector, met in het bijzonder de ouvrages a1, a2 en a3. Vanuit de richting Ammerzwiller neemt een revolverkanon het ouvrage a4 onder vuur. Het Franse rapport vermeldt verder dat de Duitse mijnenwerpers waarschijnlijk in een nieuwe opstelling staan, voor een van de eerder gesignaleerde fortins. Deze mijnenwerpers beschieten uitzonderlijk hevig het ouvrage a2. De Franse veldartillerie probeert dit vuur te beantwoorden en meldt tegen het middaguur de Duitse beschieting te hebben uitgedoofd. Er wordt waargenomen dat de Duitsers een voor een het fortin verlaten, met achterlating van hun mitrailleurs, die waarschijnlijk bedolven zijn. De vernielingen in de sector zijn weer aanzienlijk. De ouvrages a1, a2 en a3 hebben veel geleden, evenals de loopgraven er naar toe.

In sector A2 beschieten de mijnenwerpers opnieuw het ouvrage Vaffier. Ook hier wordt het vuur nu beantwoord door de Franse veldartillerie, zware artillerie en loopgraafartillerie van 58 mm. Halverwege de middag keert de rust in de sector terug. Er zijn 6 doden en 21 gewonden die dag. Van een man die bedolven raakt kan het lichaam niet worden teruggevonden.

Dat de Fransen terugschieten blijkt wel uit de brief van Hohmeister, die een blindganger vlak voor zijn verrekijker krijgt. De Duitse bronnen zeggen niets over de reacties van de Franse artillerie en vermelden slechts dat de geplande beschieting ten einde is. De Fransen zijn van mening dat ze door hun eigen vergeldingsvuur de Duitsers tot zwijgen hebben gebracht. Het is maar net vanuit welk standpunt je kijkt. Misschien hebben ze beide gelijk.

Als we de Franse gegevens combineren met de positie van de twee lichte mijnenwerpers uit de gegevens van Pionier-Bataillon 13, kunnen we concluderen dat Hans Hohmeister geschoten heeft op ouvrage a1 of a2 bij Balschwiller, en niet op het ouvrage Vaffier want daar stonden uitsluitend middelzware en zware mijnenwerpers.
De positie van de Franse ouvrages a1 t/m a5, en het ouvrage Vaffier, staan aangegeven op de Franse kaarten.
Kaarten van dit frontdeel zijn te zien op Google Earth via de pagina’s in de sectie cartografie:
> Overzicht van de sector (213e Brigade)
> Franse kaart met de ouvrages (313e Brigade)
> Detail van ouvrage a2
> Duitse kaart van de sector (LIR 123)

Na de 13e is de beschieting ook echt voorbij want in de journaals wordt dan weer gesproken van een zwakke artillerieactiviteit met 35 granaten op een dag. Een kalme dag. De brigade doet de 14e zelfs af met een enkel zinnetje: “Rustig over het gehele front van de subsector”

> to Feldpost Hans Hohmeister

 

 

Bewaren

Bewaren

Bookmark the permalink.

Comments are closed.